Regel je flitslicht

REGEL JE FLITSLICHT MET DEZE VIER KNOPPEN

Als je je flitser manueel gaat gebruiken dan moet je zelf de hoeveelheid flitslicht instellen. Wist je dat je maar liefst vier knoppen tot je beschikking hebt om de hoeveelheid flitslicht mee te regelen? Welke kun je dan het beste kiezen of welke liever niet? In dit blog behandel ik de komende vijf weken één knop per week.

KNOP 1: FLITSSTERKTE

Laten we beginnen met de eenvoudigste knop waarmee je de hoeveelheid flitslicht kunt instellen. Dat is met de knop op de flitser zelf waarmee je de sterkte aanpast. Met deze knop kun je de flitser sterker of zwakker zetten. Waar deze knop zich bevindt verschilt per type flitser. De waarde van de flitskracht wordt bij de meeste flitsers aangegeven met een breuk. Zo flits de flitser met 1/1 in het display op volle kracht. Op 1/2 flitst de flitser op halve kracht, 1/4 op nog een kwart tot 1/128 aan toe. Soms nog verder. Bij iedere stap wordt de hoeveelheid flitslicht gehalveerd. Of anders gezegd, bij iedere stap neemt de flitskracht met één stop af. Op de foto zie je dat de flitser is ingesteld op 1/16 van zijn totale flitskracht. Het kan goed zijn dat je tussen deze reeks breuknotaties nog tussenstapjes in kunt stellen. Hiermee kun je heel nauwkeurig de flitssterkte instellen.

Voordelen:
– Het bedient enkel het flitslicht.
– Geen beeldruis bij het verhogen van de flitskracht.

Nadelen:
– Hogere flitskracht kost meer energie.
– Langere recycletijd.

Conclusie
Als je voldoende batterijen hebt en niet afhankelijk bent van een korte recycletijd , verdient deze knop de voorkeur om de hoeveelheid flitslicht mee te regelen. Het regelt enkel het flitslicht, er is geen compensatie van het omgevingslicht nodig. Bij fotografie waar je snel door moet schieten kan dat op volle sterkte nadelig zijn. Gelukkig zijn er daarom nog drie instellingen waarmee je de hoeveelheid flitslicht kunt regelen. Bijvoorbeeld met het diafragma. Maar die behandelen we de volgende keer.

KNOP 2: HET DIAFRAGMA

Het diafragma is de volgende knop die we gaan behandelen in het blog, ‘Regel je flitslicht’. Ik begin met een foto van een van de bekendste flitsers van de vorige eeuw. De Metz 45 kwam in 1976 op de markt en zat bij menig pers- en reportagefotograaf in de fototas. Met de kennis van nu ontbrak bij deze flitser, maar ook andere flitser uit die tijd, de knop waarmee je de flitssterkte in kon stellen. De flitser had maar één stand en daar moest je het mee doen. De fotograaf had maar één optie voor het instellen van de hoeveelheid flitslicht: het diafragma.

Als je diafragma wijzigt dan heeft dit gevolgen voor de hoeveelheid flitslicht op de foto. Een klein diafragma, bijvoorbeeld f/11, laat minder flitslicht door dan diafragma f/4. Voor het juiste diafragma maakte de fotograaf gebruik van het zogenaamde richtgetal. Met een formule kon de fotograaf berekenen welk diafragma ingesteld moest worden op basis van de afstand van flitser tot het onderwerp. Voor het berekenen van deze formule hadden de fabrikanten van de flitsers een handig rekenschijfje op de flitser gemonteerd. Hier gaf je in op welke filmrolletje er in je camera zat en op welke afstand het onderwerp zich bevond. Dan kon je aflezen welk diafragma je moest instellen. Op de tweede foto zien we de rekenschijf bovenop de flitskop.

In de tijd dat deze flitsers werden gebruikt waren de foto’s vooral in zwart-wit. Zeker de persfoto’s in de krant. De sfeer die in een ruimte aanwezig was is in een zwart-wit foto minder tot niet te zien. Dat een hele ruimte gevuld was met alleen flitslicht werd niet als storend ervaren. Tegenwoordig is alles in kleur. Wil je zwart wit, dan moet je dit in de nabewerking doen. Door het kleurenbeeld is de sfeer heel belangrijk geworden. Flitslicht is geen sfeerlicht. Daarom wordt de flitser hoofdzakelijk gebruikt als invulflits. De achtergrond is het sfeervolle licht van de omgeving. Het onderwerp licht je op met behulp van flitslicht. Het instellen of aanpassen van de hoeveelheid flitslicht met het diafragma heeft tot gevolg dat ook het licht van de omgeving mee verandert. Daarnaast heeft het diafragma natuurlijk nog een eigenschap, scherptediepte. Het aanpassen van flitslicht met het diafragma laat dus ook een wijziging in de scherptediepte zien.

Voordelen:
– Iemand?

Nadelen:
– Het licht van de omgeving gaat evenredig mee
– Scherptediepte veranderd

Conclusie
Het diafragma is niet goed geschikt om de hoeveelheid flitslicht mee in te stellen. Dit omdat het niet alleen de hoeveelheid flitslicht bedient maar ook het licht van de omgeving en een wijziging in de scherptediepte veroorzaakt. Stel daarom de hoeveelheid flitslicht in met de flitssterkte op de flitser zelf. Toch is het goed om te weten dat het diafragma van invloed is op de hoeveelheid flitslicht. Want stel dat je doelstelling juist is dat je scherptediepte korter moet of dat je de hoeveelheid licht in de omgeving aan wilt passen met het diafragma. Weet dan dat dit een gevolg heeft op de hoeveelheid flitslicht. Maar met de flitssterkte op de flitser zelf kun je die weer heel eenvoudig compenseren.

DISCLAIMER!!!

In veel artikelen over het instellen van flitslicht wordt nog vaak het diafragma genoemd als de instelling om de hoeveelheid flitslicht mee in te regelen. Zo schreef het blad Zoom het volgende:

‘OMGEVINGSLICHT REGEL JE MET DE SLUITERTIJD, FLITSLICHT MET HET DIAFRAGMA’

Waarom zou je dit met het diafragma willen doen? Met de flitser zelf is toch veel eenvoudiger? Het lijkt nu wel of het diafragma niet van invloed is op het omgevingslicht. Raar toch? Maar het kan nog veel gekker.

Scott Kelby beweerd simpelweg dat het diafragma zo goed als niets doet met het licht in de omgeving. Hoe bijzonder is dat? In zijn grote flitser boek behandeld hij ook het diafragma om de helderheid van de flitser mee te regelen. Kijk ook goed naar de achtergrond op de drie foto’s. Daar wijzigt het omgevingslicht niet. Overigens denk ik drie keer naar dezelfde foto te kijken die in de nabewerking zo is bewerkt om de stelling kloppend te maken.

Hieronder lees je de tekst van Scott Kelby. Mijn mond viel open van het feit dat een wijziging van diafragma f/11 naar f/2.8 zo goed als geen wijziging in het omgevingslicht oplevert. Scott weet gewoon dat je het flitslicht op de flitser zelf kunt instellen maar vreemd genoeg met het diafragma makkelijker vindt.

Je weet al dat de achterkant van je flitser een regelaar voor het vermogen bevat en dat je daarmee de flitskracht (het vermogen) kunt verhogen of verlagen. Maar wat doe je als je heel lui bent en geen zin hebt om het vermogen met die knop op de flitser te regelen? Nou, dan zul je wel blij worden van het feit dat je het diafragma kunt aanpassen en zo de flits donkerder of lichter kunt maken zonder dat dat al te veel invloed heeft op het bestaande licht in de ruimte (of het natuurlijke licht buiten).

Bekijk de drie foto’s hierboven eens. Op de middelste foto is het licht van de achtergrond aardig in balans met het flitslicht, maar als ik mijn diafragma verklein (laten we aannemen dat het huidige diafragma f/5.6 is en ik het verklein naar f/8 of f/11), gaat de helderheid van de flitser omlaag terwijl de achtergrond min of meer hetzelfde blijft. Waarom? Omdat alleen mijn flitser het onderwerp verlicht (de achtergrond wordt binnen verlicht door de aanwezige verlichting of buiten door de zon).

Bekijk nu eens de foto rechts. Dat gebeurt er als ik mijn diafragma vergroot (laten we zeggen dat hij nog steeds op f/5.6 staat) naar f/4 of f/2.8. Het flitslicht op mijn onderwerp wordt feller, maar het licht in de ruimte verandert niet. (Quizvraag: wie of wat regelt het licht in de kamer? Inderdaad, de hotelmanager. En als die niet beschikbaar is, kun je de sluitertijd gebruiken.)

‘Dus, Scott, ik wil even zeker weten of ik het begrijp, zeg je dat ik de helderheid van mijn flitser kan veranderen door: (a) achterop de flitser het vermogen aan te passen, of (b) door het diafragma te wijzigen?’ Ja, dat zeg ik. Boem! (Laat microfoon vallen.) ‘Dat is ontzettend handig om te weten! Sorry, ik kan geen commentaar meer geven, ik heb de microfoon al laten vallen.

KNOP 3: ISO

We zijn toe aan knop nummer drie om de hoeveelheid flitslicht mee te regelen. En dat is de ISO. Met de ISO kun je de gevoeligheid van de sensor in de camera regelen. Een hogere ISO-waarde wordt in de regel gebruikt als er onvoldoende licht aanwezig is om zo te lange sluitertijden te vermijden. Ook bij lange brandpuntsafstanden, waarbij een korte sluitertijd noodzakelijk is, wordt snel voor een hogere ISO-waarde gekozen. Gevaar van hoge ISO-waarde is beeldruis. Maar door de verbeterde techniek kunnen de huidige sensoren hogere ISO-waardes aan zonder een storende ruis.

Maak je gebruik van flitslicht, dan zal bij een hogere ISO-waarde ook meer flitslicht in de foto te zien zijn. Ben je bij mij op de workshop geweest dan weet je, dat wanneer je gebruik gaat maken van je flitser, er helemaal niet zulke hoge ISO-waardes noodzakelijk zijn. Ga je gebruik maken van flitslicht dan kun je de sluitertijd best een beetje laten vieren. De korte flitsduur zal ervoor zorgen dat het onderwerp door de flits scherp wordt. Ook de bewegingsonscherpte wordt weg geflitst. Maar is de ISO-knop handig om de hoeveelheid flits mee te regelen? Ik blijf bij mijn standpunt dat als je de hoeveelheid flits wilt regelen je dit altijd met de flitssterkte op de flitser zelf moet doen. Naast dat de ISO van invloed is op het flitslicht is het ook van invloed op het omgevingslicht. Deze zal dan altijd gecompenseerd moeten worden. Gebruik bij flitsfotografie de ISO vooral voor een juiste belichting van de omgeving, maar vermijd hierbij te hoge ISO-waardes. Bij te hoge ISO-waardes loop je het risico dat het flitslicht voor overbelichting zorgt. Zelfs als de flitser op de zwakste kracht is ingesteld.

Conclusie
De ISO is geen knop die bedoeld is om je flitslicht mee te regelen. Je moet wel weten dat deze knop van invloed is op je flitslicht. De ISO is een ideale knop om mee te kunnen compenseren. Voorbeeld. Tijdens je reportage wordt de omgeving donkerder. Sluitertijd nog langer maken is geen optie, dan kun je de ISO-waarde verhogen. De omgeving wordt dan weer lichter, maar ook je flitslicht wordt sterker. Je flitslicht zet je dan weer evenredig minder sterk. Ander voorbeeld. Bij het maken van een portret is een kortere scherptediepte wenselijk. Je vergroot het diafragma van f/4 naar f/2.8. Zowel het licht van de omgeving als het flitslicht worden beide één stop sterker. Door de ISO met één stop te verlagen wordt deze overbelichting in beide lichtvormen gecompenseerd.

TIP: Kies nooit de laagste ISO-waarde. Door één of twee stops boven de laagste ISO-waarde te gaan zitten, creëer je tijdens de fotoshoot/reportage een beetje compensatieruimte

Voordelen:
– De ISO is een ideale compensatieknop bij gebruik van een flitser

Nadelen:
– Het licht van de omgeving gaat evenredig mee
– Bij hoge ISO-waardes wordt het flitslicht te sterk op de zwakste kracht
– Kan in invloed hebben op de beeldkwaliteit (ruis)

KNOP 4: FLITSAFSTAND

We zijn alweer toe aan de vierde knop waarmee je je flitslicht kunt regelen. Al moet ik erbij zeggen dat dit geen fysieke knop betreft waar je aan kunt draaien of drukken. Regel je het flitslicht met de flitssterkte, diafragma of ISO dan kun je dit met een fysieke knop instellen. De vierde knop is geen fysieke knop, maar heeft een grote invloed op de hoeveelheid flitslicht.

Wat is er naast de flitssterkte (sterkte-knop), het diafragma en de ISO nog meer van invloed op het flitslicht? Dat is de afstand van de flitser tot het onderwerp. Laten we deze knop de flitsafstand noemen. Een korte afstand levert meer flitslicht op dan een lange flitsafstand. Maar hoe kun je daar in de praktijk rekening mee houden? De andere drie knoppen zijn mooi instelbaar. Ik kan bij die drie precies instellen hoeveel flitslicht ik meer of minder wil. Kan dit ook bij de flitsafstand? Hiervoor zouden we eigenlijk een hoofdstuk uit de natuurkunde erbij moeten pakken. De omgekeerde kwadratenwet.

Wikipedia:
De omgekeerde kwadratenwet, ook kwadratenwet, is in de natuurkunde een wet die aangeeft dat een grootheid omgekeerd evenredig verloopt met het kwadraat van de afstand tot de bron van die grootheid. Dit meetkundige verband komt voor in verschillende gebieden van de natuurkunde, zoals zwaartekracht, elektrostatica, optica, akoestiek en ioniserende straling.

Mij ben je eigenlijk al kwijt. Met spreekt over een grootheid. Wat is de grootheid bij flitslicht? Ik meen aan dat dit de flitssterkte is. En wat is dan de bron van deze grootheid? Dat moet dan wel de flitser zelf zijn. Nu nog een keer dezelfde zin maar nu met onze grootheid en bron. Eens kijken of het dan meer gaat leven.

De omgekeerde kwadratenwet, ook kwadratenwet, is in de natuurkunde een wet die aangeeft dat de flitssterkte omgekeerd evenredig verloopt met het kwadraat van de afstand tot de flitser.

Tja, wil ik dit wel weten? Ik wil weten wat het gevolg is in de praktijk. Ik hoef ook de natuurkunde achter het diafragma niet te weten. Wat ik wel wil weten is dat een wijziging van het diafragma van f/16 naar f/11, één stop meer licht doorlaat. Bij de flitsafstand moeten we alleen maar weten hoeveel stops het scheelt als de flitsafstand groter of kleiner wordt. Wat levert de omgekeerde kwadratenwet in de praktijk dan op?

HET VERDUBBELEN OF HALVEREN VAN DE FLITSAFSTAND SCHEELT TWEE STOPS

Praktijk:
Laten we ervan uitgaan van een flitsafstand van twee meter. Zolang je op twee meter afstand blijft en je niets met de flitskracht, diafragma en de ISO doet, zul je altijd dezelfde hoeveelheid flitslicht hebben. Maar stel, de ruimte wordt wat krap en je halveert de flitsafstand naar één meter. Dan zul je zien dat het onderwerp twee stops overbelicht raakt. Je weet nu dat je drie knoppen tot je beschikking hebt om deze overbelichting mee te compenseren. Inmiddels staan we weer op twee meter en we hebben de compensatie ongedaan gemaakt. Maar nu is er wat meer ruimte nodig en verdubbelen we de flitsafstand. We gaan van twee naar vier meter. Nu zul je zien dat het onderwerp twee stops onderbelicht raakt. Door bijvoorbeeld de flitssterkte twee stops sterker te zetten heb ik deze onderbelichting weer gecompenseerd.

In het voorbeeld gingen we ervan uit dat de flitser op de camera gemonteerd zat. In dat geval zou je dus ook kunnen zeggen dat het de afstand tussen fotograaf en onderwerp er toe doet. Heb je de flitser op een statief staan, dan maakt het niet uit waar jij als fotograaf staat. Onderschat de flitsafstand niet. Hoe korter de flitsafstand hoe gevoeliger het wordt. Stel met een ringflitser zit je op tien centimeter van je bloem. Kom je vervolgens vijf centimeter dichterbij, dan neemt ook het flitslicht met twee stops toe. Houd ook rekening met het feit dat als je eerst door het oculair van de camera kijkt en bij de volgende foto je achter op het scherm van de camera kijkt de flitser dichter op het onderwerp gaat komen omdat je de camera naar voren brengt.

Voordelen:
– Niet van invloed op de omgeving
– Handig voor het finetunen

Nadelen:
– Je moet consequent op de afstand letten.
– Met een liniaal of rolmaatje werken is praktisch niet handig.

Wil jij nu weten hoe je tot een goede belichting komt en vind jij met een rolmaatje werken niet heel praktisch, kom dan een workshop volgen of bestel het boek de Rondleiding door het Flitshuis.