Vijf flits-tips van het Flitshuis

Vijf unieke flits-tips voor je als je een reportageflitser gaat gebruiken. De theorie en praktijk achter deze tips komen uitgebreid aan bod in mijn workshop en het boek: ‘Rondleiding door het Flitshuis’. De rode draad die door deze tips loopt is om het flitslicht zoveel mogelijk gescheiden te houden van het omgevingslicht. Het flitslicht alleen gebruiken waar het echt nodig is. Flits niet om het flitsen zelf, maar flits omdat het een doel dient. En wat de eerste tip betreft: als er geen duidelijke reden is om te flitsen, laat je flitser dan in je fototas.

1. Waarom zou je flitsen?
Vaak grijpen fotografen naar de flitser zodra er te weinig licht lijkt te zijn. Maar is dat wel de juiste insteek? Met de hoge ISO-waarden die moderne camera’s aankunnen, is een gebrek aan licht zelden een dwingende reden om te flitsen. De flitser komt pas echt van pas wanneer er onvoldoende omgevingslicht op je onderwerp of model valt. Zie de foto hierboven. Er was meer dan voldoende licht aanwezig alleen viel daar maar weinig van op de springende jongen. De flitser kan die onderbelichting dan perfect inflitsen. Zonder flits zou de jongen er als een silhouet op hebben gestaan. Maar: bevind je je in een ruimte met zeer diffuus licht of fotografeer je juist mét de lichtrichting mee, dan kun je je flitser gerust in je tas laten zitten.

2. Flitslicht op de tweede plaats.
Het omgevingslicht vormt de basis van je geflitste foto. Het bepaalt de sfeer en die wil je niet verpesten door te flitsen. Zorg er dus eerst voor dat je de omgeving goed belicht zodat de aanwezige sfeer goed aanwezig is. De flitser heeft dan, zoals ik in de eerste tip al aangaf, een specifieke rol: het invullen (inflitsen) van onderbelichte delen binnen een goed belichte omgeving.

3. Witbalans op flitslicht (5500K)
Bij gebruik van een flitser heb je altijd te maken met twee soorten licht. Het flitslicht en het licht van de omgeving. Beide hebben hun eigen kleurtemperatuur. De van de flitser is altijd gelijk: 5500 graden kelvin, wat gelijk is aan de kleurtemperatuur van daglicht. Buiten zijn de verschillen dan ook niet zo groot. Binnen, bij kunstlicht kan dit anders zijn. Veel ruimtes bevatten een warm licht. Bij de auto-witbalans maakt de camera hier een neutraal beeld van. Dit samen met flitslicht kan voor een kleurzweem in het flitslicht zorgen. Kies daarom altijd van de witbalans van flitslicht (5500K). Bijkomend voordeel is dat de omgeving nog warmer oogt en zo de sfeer in de omgeving versterkt.

Voor het bovenstaande portret heb ik eerst goed gekeken naar de belichting op de achtergrond. De achtergrond werd belicht met een warme lamp (2700K). Ik heb twee testfoto’s gemaakt van de achtergrond. Bij de eerste stond de witbalans op auto. Je ziet dat alle warme van de lamp geneutraliseerd wordt en er koel uit gaat zien. Bij de tweede testfoto staat de witbalans op flitslicht. Nu voelt het licht warm. De portretfoto is ook geschoten met de witbalans op flitslicht. De achtergrond blijft hierdoor mooi warm van kleur.

4. Houd de flitsafstand kort.
Een korte flitsafstand heeft twee voordelen. Hoe korter de flitsafstand hoe zachter het flitslicht. Geldt overigens voor iedere lichtbron. Tweede voordeel is dat het flitslicht achter het onderwerp eerder stopt en zo minder het sfeerlicht in de achtergrond verstoord. Tevens verminder je de kans op harde slagschaduwen in de achtergrond. Wat is dan een goede afstand? Een reportageflitser heet niet voor niets zo. Net als de reportagelens zijn deze ideaal voor bij een reportage. De werkafstand bij een reportage is vaak niet groter dan twee meter.

5. Liever geen flitslicht recht van voren.
Het flitslicht recht van voren oogt vaak hard en vlak. Door het flitslicht wat van opzij te laten komen geeft het meer diepte en karakter. Hiervoor zijn twee opties. je kan indirect flitsen tegen bijvoorbeeld muur of plafond. Belangrijk is dan wel dat deze wit is. Zit er een kleurtoon op de muur of plafond dan zal dit zorgen voor een kleurzweem. Nadeel van indirect flitsen is dat het flitslicht zich gaat mengen met het omgevingslicht in de achtergrond, wat ook weer voor een kleurzweem in de achtergrond kan zorgen. Een andere optie is om het flitslicht niet recht van voren te laten komen is de flitser los van de camera gebruiken. Om het flitslicht nog meer te moduleren kan gebruikgemaakt worden van lichtvormers zoals paraplu of softbox. Omdat het flitslicht van opzij komt valt de slagschaduw meestal buiten het beeld.

In deze laatste foto zie je alle 5 de tips terug komen. 1.) Er is genoeg licht in de achtergrond van de televisie, maar dat is onvoldoende om het gezicht goed mee in beeld te krijgen. Niet heel gek want de televisie staat achter het model. Zonder flits was het hele gezicht zo donker geweest als de schaduwen in het gezicht. 2.) Ik heb eerst gezorgd voor de belichting op de achtergrond. Het plaatje op de televisie moet goed te zien zijn. Niet te licht en niet te donker. Het Flitshuis heeft een stappenplan om tot een goede belichting te komen van de omgeving en van het flitslicht. 3.) De witbalans staat ingesteld op flitslicht. Het gezicht is neutraal belicht terwijl de warme kleuren in de achtergrond een extra boost krijgen. 4.) Op de linker foto zie je hoe dicht de flitser op het model zit. Hierdoor zijn de schaduwranden rond en niet scherp afgestoken. 5.) Ik heb de flitser van de camera gehaald en flits zo van linksboven. Hierdoor ontstaat een soort van strijklicht wat diepte in het portret geeft. Om het licht nog zachter te maken zit op de flitser een kleine ronde softbox.