INLEIDING
WELKOM IN HET FLITSHUIS
Ben jij klaar voor een rondleiding door het Flitshuis? In deze rondleiding neem ik je mee langs alle kamers van het Flitshuis. Vanaf de fundering tot op het dak. Geen deur zit op slot en alle kamers zijn vrij toegankelijk. Kom binnen! In deze rondleiding laat ik je zien wat het Flitshuis is en hoe het je kan helpen tot betere resultaten bij het fotograferen met behulp van een reportageflitser. Om mijzelf nu een flits-fluisteraar te noemen gaat wellicht wat ver. Maar toch, ik heb met behulp van het Flitshuis al vele fotografen van hun flits-angst afgeholpen.

Maar eerst stel ik mij graag even aan je voor. Mijn naam is “Johan Huizing”, portretfotograaf uit Amersfoort. Getrouwd en trotse vader van drie kinderen. Ik ben een hele grote fan van de reportageflitser. We kennen in de fotografie meerdere soorten flitsers. Als we het heel simpel houden, dan hebben we flitsers voor in de studio en de zogenaamde reportageflitser. In deze rondleiding gaat het enkel over de reportageflitser. Ik noem ik vanaf hier de reportageflitser gewoon “Flitser”. Dat scheelt mij een hoop extra tikwerk. Ik flits alles. Je kan wel zeggen dat in 99% van mijn foto’s is geflitst. “En die ene procent dan,” vraag je je wellicht af. Het is te flauw om te zeggen maar bij die ene procent weigerde mijn flitser af te gaan. De flitser en ik zijn onafscheidelijk. Fotograferen zonder, vind ik een lastige opgave.
De flitser is voor mij een stukje houvast geworden, een zekerheid waar ik volop kan vertrouwen. Het is namelijk steeds de omgeving die verandert en niet het flitslicht. Het flitslicht is in de manuele stand altijd hetzelfde. Een betrouwbare factor dus. Vanaf het moment dat ik begon met fotograferen had de flitser al mijn aandacht. De ISO waardes konden zonder ruis in die tijd nog niet zo hoog. Want dat was toch de bedoeling, de flitser pak je er pas bij als er onvoldoende licht aanwezig is. In een situatie waarbij onvoldoende licht was, pas dan kwam dat onding uit de fototas. Vervolgens maar hopen dat er iets fatsoenlijks uit zou komen. Na iedere foto kijken op je display. En wat kon je er dan aan doen als je niet tevreden was? Flitscompensatie? Soms hielp dat en de andere keer weer niet. Dat ding deed gewoon zijn eigen ding en liet zich niet temmen. Je hoort het al, echt positief was ik niet over de flitser. Maar toch, het bleef kriebelen. Er moest toch een manier zijn de baas te worden over mijn flitser?
Toen kwam Rineke Dijkstra op mijn pad. Een beroemd Nederlandse fotografe. Doorgebroken met haar serie “strandportretten”. In deze serie heeft Rineke gebruik gemaakt gemaakt van een flitser. Tijdens mijn studie aan de fotoacademie heb ik een strandportret van Rineke na moeten maken. In de beschrijving van de opdracht stond dat de grijs bewolkte achtergrond één stop moest worden onderbelicht. “Help, kan dat? Kan ik de achtergrond donkerder maken zonder dat dit van invloed is op het flitslicht?” Na vele opstellingen en testsessies werd het duidelijk. Mijn conclusie, je maakt eigenlijk twee foto’s tegelijkertijd! Je maakt in één keer een foto met het licht van de omgeving en een foto van het onderwerp belicht met het flitslicht. Deze twee foto’s liggen dan als het ware bovenop elkaar. Op de foto staan onze drie kinderen op het strand van Omaha Beach, een strand in het indrukwekkende Normandië. Ik heb hier de techniek gebruikt zoals Rineke deze heeft gebruikt voor haar strandportretten. De achtergrond is nog iets meer onderbelicht dan 1 stop. Het effect van twee foto’s wordt hierdoor nog sterker. Je gaat je misschien wel afvragen of dit wel werkelijk op het strand was. Het zou net zo goed in een studio gemaakt kunnen zijn. Een beetje zand op de vloer en op de achtergrond een doek met een afbeelding van een zee met wolkendek.

Tot zover de entree van het Flitshuis. We zijn over de drempel. Jullie weten nu een beetje wie ik ben en wat mij boeit aan de flitser. Ik heb al een aantal onderwerpen aangesneden waar ik tijdens de rondleiding nog op terug ga komen. Dan gaan we nu echt beginnen met de rondleiding. Gaan jullie mee?
WAAROM FLITSEN?
“Waarom zou je eigenlijk willen flitsen?” Dat is natuurlijk de grote vraag. “Waarom?” Ik wil zelf altijd graag weten waarom ik iets zou moeten doen. Want, “waarom al die moeite doen als het niet nodig is?” Vroeger ging ik er eigenlijk maar vanuit dat flitsen pas nodig zou zijn als ik mij in een omgeving begaf waar onvoldoende licht aanwezig was. Om het onderwerp dan toch goed belicht op de foto te krijgen haalde ik met tegenzin mijn flitser uit de tas. Met tegenzin, omdat ik nooit zeker was over wat de flitser ging doen. Want, oké, de persoon was dan wel voldoende belicht maar echt mooi was het niet. En de ruimte waarin alles zich afspeelde was er niet echt gezelliger op geworden. Sterker nog, de sfeer was er vaak compleet uit geflitst. Alsof iemand het licht had uitgezet en er enkel een kil flitslicht overbleef. Compleet “dood geflitst”. Maar waarom heb ik dan zo’n ding gekocht? Toch niet om mij alleen maar aan te ergeren? Dit stukje techniek moet toch een mooie bijdrage aan je fotografie kunnen leveren? Belangrijke vraag, “wat is het nut van dit apparaat?
Tijdens mijn studie aan de fotoacademie in Amsterdam heb ik onderzoek gedaan naar het gebruik van de flitser. Ik kwam er al snel achter dat er veel fotografen zijn die een flitser in het bezit hebben. Op de vraag of ze deze ook wel eens gebruiken waren de antwoorden nooit echt positief. Bijna niemand was enthousiast over de flitser. Sterker nog, ze gebruikte deze liever niet. “Alleen als het echt niet anders kan”, “in uiterste nood”, “bij onvoldoende licht en de ISO niet hoger kan”, “ik gebruik de flitser liever niet”. Dit waren enkele reacties. De tendens was niet positief. Het enthousiasme droop er niet vanaf kon ik wel concluderen. Een groot deel van de ondervraagde fotografen gaf aan de flitser te zien als een soort van noodzakelijk kwaad.
Wat mij verder opviel in mijn onderzoek is het gebruik van de automatische stand van de flitser. Zeker 90% gebruikte de zogenaamde TTL stand. Alle hedendaagse flitsers hebben zo’n automatische stand. TTL is een mooie hippe afkorting en alle hedendaagse flitsers hebben deze TTL stand. Zelfs bij de zogenaamde studioflitsers heeft TTL al zijn intrede gemaakt. Maar de TTL stand is gewoon de automatische stand. Een automatische stand die we bij de fotocamera al ver achter ons hebben gelaten. Eigenlijk heel opvallend. Bij alle fotografiecursussen voor beginners staat de manuele bediening centraal. Je gaat volledig manueel je belichting maken. Zelf de controle in handen hebben. Jij bent de fotograaf, dus jij schrijft met licht. Bij de flitser lijkt dit compleet het omgekeerde. Er wordt massaal overgestapt naar de automaat, met alle problemen van dien. In het Flitshuis gaan we volledig manueel werken. Dus met de visie als de basiskennis fotografie, leer je handmatig je flitser te bedienen. Jij bent de fotograaf, jij schrijft met het licht, dus ook met het flitslicht.
Maar of we nu in de automatische stand werken of in de manuele stand van de flitser, de vraag blijft, waarom willen we überhaupt flitsen? “Wel”, laat ik gelijk maar met de deur in huis vallen, “onze camera heeft een probleem”. Het hoge woord is er uit. De sensor in de camera heeft maar een beperkt bereik in licht en donker. Als we dit bereik uit zouden willen drukken in stops dan verraad de zogenaamde compensatie knop van je camera al hoe groot dat bereik is. In veel gevallen kan dat van 3 in de plus naar 3 in de min. Het dynamisch bereik is 6 stops. Ter vergelijking, onze ogen zijn in staat wel 20 stops waar te nemen. Er zijn ook camera’s met een bereik van +5 tot -5 (10 stops). En de nieuwste Sony schijnt een bereik van maar liefst 15 stops te krijgen. Toch zal je in de praktijk binnen de 6 stops moeten blijven. Denk alleen maar aan de eerste les van je fotografie. Hoeveel stops moet je overbelichten om sneeuw er ook echt wit uit te laten zien?
Het is handig te weten wat het dynamisch bereik van jouw camera is. Laten we uitgaan van een bereik van zes stops. Je maakt een portret met een lichtbron. Het licht komt een beetje van opzij wat er voor zorgt dat er een deel van het gezicht in het licht zit en een deel in de schaduw. De lichtmeter van je camera zet je op spotmeting en je gaat twee keer een meting maken. Een van het deel wat in het licht zit en een van de schaduwzijde. Vervolgens trek je deze twee waardes van elkaar af. Als het verschil groter is dan 6 stop kan je eigenlijk de foto niet maken. Het contrastverschil is te groot. Want of het lichte deel raakt overbelicht of de schaduwzijde raakt onderbelicht. Je moet er dan voor zorgen dat het verschil binnen de zes stops zit en dus binnen het bereik van jouw camera blijft. Met behulp van bijvoorbeeld een reflectiescherm vul je de schaduwzijde in tot deze binnen de zes stops gaat vallen. Deze vorm van licht meten heet contrastmeting.
In een diffuus licht heeft je camera er niet zo’n last van. Maar deze ruimtes zijn eerder zeldzaam dan regelmaat. Je zal al heel snel in je foto zien dat er delen zijn die te donker of te licht zijn geworden. Onze snoepwinkels, wat onze fotozaken toch zijn, zijn voor de helft gevuld met hulpmiddelen om het probleem van de camera te ondervangen. Hulpmiddelen om er voor te zorgen dat het contrastverschil binnen de grenzen van jouw camera blijft. Denk alleen maar eens aan al die reflectieschermen in allerlei soorten en maten. Maar ook in de nabewerking wordt nog veel aandacht besteedt aan het corrigeren van te grote contrasten. Denk aan het temperen van de hoge lichten en de schaduwen nog wat oplichten. Ook de flitser is een ideaal, klein, handzaam en sterk hulpmiddel om het aanwezige contrastverschil te verkleinen.
Over naar de praktijk. Ik wilde een foto waarbij de boomstam en de achtergrond er goed belicht op zouden staan. Bij de eerste foto heb ik een meting gedaan op de boom.

Je ziet dat de boomstam goed belicht is. Maar de lucht, die ziet er zo goed als overbelicht uit. Ik zou daar graag wat meer details van de wolken in willen zien met daartussen wat blauwe lucht. In de tweede foto heb ik gemeten op de lucht.

Maar zoals je ziet is nu de boomstam onderbelicht. Conclusie het contrast tussen boom en lucht is te groot. De camera kan onmogelijk een goed belichte foto maken tegen een goed belicht lucht. We moeten er dus voor zorgen dat we binnen het contrastbereik van de camera komen. Een reflectiescherm had hier ook een uitkomst geweest. Het reflectiescherm zal dan het aanwezige licht reflecteren op de boomstam. En zo vul je de donkere zijde van de boomstam in. Maar hoe doe je dat in je eentje? De flitser biedt hier uitkomst. In de camera laat ik de instellingen staan zoals ik ze had ingesteld in de tweede foto. De lucht is hier goed. Detail in de wolken met een beetje blauw. Om de boom uit het donker te halen zetten we de flitser aan.

In de derde foto is het contrastbereik binnen het bereik van de camera. De camera kan nu beide goed belicht laten zien.
Opdracht 1.
Dit kun je zelf al gaan oefenen. Zet de flitser op de camera. Flitser mag in de automatische stand (TTL). Richt de flitser gewoon recht naar voren op de boom. Zoek een mooie vrijstaande boom op. Ga op twee passen van de boom staan. Stel je camera manueel zo in dat je goed detail in de lucht ziet. Maak eerst zonder flits een foto van je boom . Zet nu je flitser aan Laat de instellingen van je camera ongemoeid. Maak nog een foto. Verder niet te veel bij nadenken. Tip. Om het jezelf niet al te moeilijk te maken, doe deze opdracht niet in de volle zon.
Opdracht 2.

Hoe groot is het dynamisch bereik van jouw camera? Hang een egale badhanddoek op. De kleur maakt niet uit. Neem geen volledig wit of zwarte handdoek.
- Plaats je camera op een statief en zet deze recht voor de handdoek. Breng de handdoek beeldvullend in beeld.
- Kies diafragmavoorkeuze en stel diafragma f/4 en ISO 200 in. De camera kiest daar zelf de sluitertijd bij. Noteer deze sluitertijd.
- Zet nu de camera in de manuele stand. Stel diafragma f/4 in en de sluitertijd die jij had opgeschreven. De foto die je nu maakt is de zogenaamde midden foto.
- Verleng de sluitertijd met één stop en maak de volgende foto. Deze foto zal stukje lichter zijn. Maar de structuur van de handdoek is nog goed te zien.
- Je gaat nu wederom de sluitertijd een één stop verlengen. De foto wordt weer een stukje lichter. Is er nog structuur van de handdoek te zien? Zo ja, dan verleng je nogmaals de sluitertijd met één stop. Waarschijnlijk is de foto nu bijna geheel wit met hier en daar nog een enkel stukje structuur van de handdoek. Ja kan nu gaan finetunen met één derde stopjes om precies die foto te maken waar nog net de laatste details te zien zijn. Als je die gevonden zet je de sluitertijd weer terug in de beginstand van de midden foto.
- Nu doen we alles nog een keer, maar nu de andere kant op. De sluitertijd wordt steeds één stop korter. Zoek ook hier de grens op. Kijk hoever je kan gaan. Als je ook hier het einde hebt bereikt is het aantal stops tussen je lichtste en de donkerste opname het dynamisch bereik van je camera.
Omdat ik mijn camera er toch al helemaal klaar voor had staan heb ik gelijk eens het dynamisch bereik van mijn camera bekeken. Hier de hele reeks met zichtbaar detail. Tussen iedere foto zit één stop.

In mijn reeks heb ik vier stops overbelicht en vier stops onderbelicht. In de lichtste foto en in de donkerste foto zit bijna geen detail meer. Ik zou dus kunnen zeggen dat mijn dynamisch bereik 8 stops is. Echter in de praktijk zal er bij vier stops over of onderbelichten veel detail al overbelicht zijn.
Bij mijn eerste digitale camera uit 2004 heb ik deze oefening ook uit moeten voeren op de fotoacademie. Ik kwam ten maximaal tot drie stops over en onderbelichting. Mijn eerste camera kwam uit 2004. De camera waarmee ik deze opdracht heb uitgevoerd komt uit 2014. De ontwikkeling van de digitale sensor is wat dat betreft niet stil blijven staan.
Vind jij dit interessant en wil je meer lezen? Doe dan mee aan een workshop en ontvang de hele rondleiding digitaal in je mailbox. Kijk dus snel op de agenda of stuur een mailtje naar info@flitshuis.nl